Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Doelstelling
De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is om niet-begrote kosten te dekken. Door de beschikbaarheid van weerstandsvermogen hoeft bij een financiële tegenvaller in de begrotingsuitvoering niet direct tot een bezuiniging te worden overgegaan.
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
A. De weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken.
B. Alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
In deze paragraaf zetten we eerst de beschikbare weerstandscapaciteit uiteen en daarna de risico’s en het hiervoor benodigd weerstandsvermogen. Beide onderdelen worden vervolgens tegen elkaar afgezet.
Omvang weerstandscapaciteit
Tot de weerstandscapaciteit worden de post onvoorzien, reserves , stille reserves en de onbenutte belastingcapaciteit gerekend. In het onderstaande overzicht staan de afzonderlijke onderdelen beschreven. Hierbij staat aangegeven of en voor hoeveel deze onderdelen bijdragen aan de beschikbare weerstandscapaciteit.
Overzicht beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen maal € 1.000)
Onderdeel/Omvang/Duiding | Bedrag (x € 1.000) |
Onderdeel: Algemene reserve (incidenteel) Omvang: € 71.003 Duiding: De reserves zijn het verschil tussen de bezittingen en de schulden en dus geen ‘potje’. De algemene reserve is de hoofdbron van de weerstandscapaciteit. Inzet van de algemene reserve leidt tot meer schuld. | € 71.003 |
Onderdeel: Bestemmingsreserves (incidenteel) Omvang: Circa € 36.607 Duiding: Voor alle bestemmingsreserves geldt dat deze ook gebruikt kunnen worden voor de afdekking van risico's. De bestemmingsreserves hebben een specifiek door de raad vastgesteld bestedingsdoel. Deze doelen zijn bewust gekozen, de reserves zijn daarmee volledig geprogrammeerd. Om deze reden wordt ook de omvang van de bestemmingsreserves niet meegeteld als beschikbare weerstandscapaciteit. | € 0 |
Onderdeel: Stille reserves (incidenteel) Omvang: € 5.200 Duiding: De stille reserve betreft de te verkopen panden, gronden en overige activa waar bij de verkoop een netto boekwinst kan worden gerealiseerd. Omdat de gemeentelijke panden en gronden veelal nog in gebruik zijn, zijn deze niet op korte termijn beschikbaar en tellen deze niet mee in de beschikbare weerstandscapaciteit per 1-1-2026. Daarnaast is de werkelijke waarde van ons aandelenbezit hoger dan de nominale waarde zoals deze, conform het BBV, in de gemeentelijke balans is opgenomen. Het gaat om de aandelen BNG, Alliander en HVC. Deze aandelen zijn echter niet vrij verhandelbaar. Het is dan ook niet mogelijk om deze waarde daadwerkelijk te verzilveren, althans niet op dit moment. Wij tellen de berekende waarde dan ook niet mee voor de bepaling van onze weerstandscapaciteit. Bovendien ontvangen wij voor deze aandelen dividend. Het verkopen van de aandelen leidt dan ook tot structureel lagere inkomsten als gevolg van het wegvallen van het jaarlijkse dividend. | € 0 |
Onderdeel: Onbenutte belastingcapaciteit (structureel) Omvang: Circa € 11.673 Duiding: De onbenutte belastingcapaciteit is het verschil tussen het belastingtarief OZB in Purmerend en 120% van het landelijk gemiddelde. Tot het niveau van 120% zal hoe dan ook geen sprake zijn van toelating tot artikel 12. Het zijn extra (structurele) middelen die gegenereerd kunnen worden door de gemeentelijke belastingen en rechten te verhogen. Er is voor gekozen de onbenutte belastingcapaciteit niet mee te tellen als beschikbare weerstandscapaciteit en deze ruimte vast te houden voor het eventueel overnemen van het wegenbeheer hoogheemraadschap (HHNK). Overname van deze taak zou kunnen betekenen dat er een verschuiving van belastingen plaatsvindt. Dit betekent dat de gezamenlijke OZB-opbrengst omhoog moet om de kosten van deze taak te dragen. Daar staat tegenover dat de wegenheffing die het HHNK in rekening brengt bij inwoners komt te vervallen. Dit betekent dat de waterschapsheffing gaat dalen en de OZB gaat stijgen. De tarieven voor de overige heffingen, zoals de afvalstoffenheffing en de rioolheffing zijn volledig kostendekkend en komen daarom niet in aanmerking voor structurele onbenutte belastingcapaciteit. | € 0 |
Onderdeel: Post onvoorzien (structureel) Omvang: € 50 Duiding: De omvang van de post onvoorzien is in Purmerend bepaald op € 50.000. De post is wettelijk verplicht en dit bedrag is opgenomen in de begroting 2026. Omdat de post in de meerjarenbegroting constant wordt verondersteld, wordt de post onvoorzien tot de structurele weerstandscapaciteit gerekend. In de berekening voor de weerstandscapaciteit nemen we deze 2,5 keer mee. | € 125 |
Beschikbare weerstandscapaciteit per 1 januari 2026 | € 71.128 |
Gelet op de bovenstaande tabel wordt in Purmerend de beschikbare weerstandscapaciteit gelijkgesteld aan de algemene reserve en de post onvoorzien.
Meegenomen financiële risico's
Risico’s zijn er in allerlei soorten en maten. Voor welke risico’s we meenemen, worden de onderstaande vuistregels gebruikt.
Kortingen op algemene en specifieke uitkeringen
Kortingen op algemene (het gemeentefonds) en specifieke uitkeringen worden ingeschat en verwerkt in de begroting. Het weerstandsvermogen is nadrukkelijk niet bedoeld als buffer hiervoor. De gemeentelijke begroting moet hierop inspelen. Dat geldt ook voor risico's betreffende het onvolledig kunnen declareren van uitgaven op specifieke uitkeringsregelingen. Deze risico's kunnen we vooraf inschatten en in de p&c cyclus verwerken.
Kosten die moeten worden voorzien
Voor gebeurtenissen waarvan het zeker is dat ze zich voor gaan doen en waarvan de omvang ook bekend is, worden voorzieningen ingesteld. Bij het weerstandsvermogen kunnen deze kosten derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
Rampen en crisis
Voor rampen en crisissituaties geldt dat er een scala aan beheersmaatregelen is getroffen. Dit betreft enerzijds het rampenplan waarmee aangegeven wordt hoe een (dreigende) ramp of crisis te lijf wordt gegaan en anderzijds is er sprake van een verzekerd risico. Voor zover dit niet het geval is zal worden teruggevallen op de Rijksoverheid. Uiteraard kan er sprake zijn van een financieel nadeel voor de gemeente. De omvang hiervan is niet vooraf in te schatten. Voor zover het in de beïnvloedingssfeer ligt van de gemeente wordt via de weg van vergunningen en periodieke toetsing gezorgd voor het minimaliseren van de risico's. Rampen en crises worden niet meegenomen in de risico’s tenzij die voldoende kwantificeerbaar zijn.
Kleine risico's
Voor bepaling van de wenselijke omvang van het weerstandsvermogen hebben we de financiële risico's in kaart gebracht. Bij deze risico's hanteren we een ondergrens van € 100.000. Risico's daaronder lichten we hier verder niet toe, omdat het een lange reeks van kleine risico's betreft.
Daadwerkelijk opgetreden risico’s gedurende het jaar maken onderdeel uit van de jaarrekening en/of tussenrapportages. In de begroting houden wij rekening met de reguliere risico's. Veelal kunnen we deze via een verzekering afdekken. Bij deze risico’s geldt dat we kunnen inschatten of het risico zich daadwerkelijk zal manifesteren en de omvang van het risico.
Om de risico’s op te vangen, zijn verschillende maatregelen mogelijk:
Bijstelling van de geldende beleidskaders, hierdoor kunnen we de uitvoeringskosten beperken. Dit kan bijvoorbeeld door de grenzen te verhogen waarboven de gemeente een bijdrage verleent.
Inkomstenverhogende maatregelen nemen wanneer risico’s zich manifesteren op onderdelen met kostendekkende dienstverlening.
Frequent(er) toetsen of het risico zich al voordoet en zo goed mogelijk maatregelen treffen ter beheersing van onzekerheden. Deze maatregel kunnen we inzetten op die onderdelen waarvan de gemeente de uitkomst niet kan sturen, maar waarvan we de uitkomsten wel kunnen volgen. Doel van de maatregel is dan om te voorkomen dat 'ongemerkt' de begroting en de werkelijkheid uiteen groeien en er nadelen optreden.
In de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen is niet afgewogen of alle risico's zich gelijktijdig kunnen en zullen voordoen. De risico's zijn daarom opgeteld. Zodra risico's zich daadwerkelijk voordoen wegen we af of we structurele maatregelen moeten nemen.
Benodigd weerstandsvermogen
In onderstaande tabel staan de actuele risico-onderwerpen en is aangegeven of we voor dit onderwerp rekening houden met benodigd weerstandsvermogen. Als er sprake is van een structureel risico wordt dit vermenigvuldigd met 2,5 om het zo te kunnen afzetten tegen de weerstandscapaciteit (Conform de werkwijze van het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (Naris). Ook staat hier welke beheersmaatregel we kunnen inzetten om het risico zoveel mogelijk te verkleinen of uit te schakelen. In de omschrijving is het toegelicht als de huidige inschatting afwijkt van de inschatting in de begroting.
Onderwerp/omschrijving/beheersmaatregel | Bedrag (x € 1.000) |
Onderwerp: Algemene spoedbuffer (structureel) Omschrijving: In de afgelopen jaren is vanwege COVID-19, voor de opvang van vluchtelingen uit de Oekraïne en de energietoeslag een beroep gedaan op de algemene reserve als voorfinancieringsbron in afwachting op Rijksbekostiging. Daarvoor heeft de algemene reserve een minimale buffer nodig. Hiervoor houden wij 1% van gemiddelde begrote lasten over de afgelopen jaren aan. Beheersmaatregel: Er worden geen aparte beheersmaatregelen ingezet. Dit risico en risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 3.965 |
Onderwerp: Wmo, Jeugdwet en Participatiewet Omschrijving: Binnen het maatschappelijk domein biedt Purmerend hulp vanuit de Jeugdwet, Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Voor het maatschappelijk domein gelden binnen deze beleidskaders onzekerheden aan zowel de uitgaven- als de inkomstenkant. Het betreffen openeinderegelingen waarbij de uitgaven niet altijd beheersbaar zijn. Binnen Participatie geldt daarnaast dat de uitgaven conjunctuurgevoelig zijn. Tenslotte geldt dat de middelen die het Rijk op lange termijn beschikbaar stelt aan gemeenten voor deze taken ter discussie staan en dat zorgt voor onzekerheden aan de inkomstenkant. Gemeenten moeten uiteraard anticiperen op deze ontwikkelingen, maar op jaarbasis kan er sprake zijn van aanzienlijke financiële effecten vanwege de omvang van de budgetten. Om die reden is een buffer nodig. Deze buffer is als volgt bepaald: Jeugdwet: Doordat de complexiteit van zorg groeit, omdat problematiek steeds ingewikkelder wordt, de duur van zorg toeneemt, omdat kinderen langer in zorg blijven, en de intensiteit van zorg stijgt omdat behandelingen steeds intensiever worden, stijgen de kosten van specialistische Jeugdhulp. Een kleine procentuele afwijking heeft grote gevolgen voor het budget. Als risico houden we het gemiddelde procentuele tekort over 2023 en 2024 ten opzichte van de begroting 2026 aan. Dat leidt dit tot een bedrag van € 13,1 miljoen. Als ondergrens wordt 1% van de begroting 2026 aangehouden (€ 0,4 miljoen). In dit geval wordt € 13,1 miljoen opgenomen.
Onduidelijk is nog wat er met de aanbevelingen van de commissie Van Ark gaat gebeuren. Er is een reëel risico dat het nieuwe kabinet de aanbevelingen van de commissie Van Ark (deels) naast zich neerlegt en niet met een structurele oplossing komt voor de gemeentelijke problemen, wat in het verleden vaker is voorgekomen. Deze onzekerheid is van toepassing op de structurele ruimte. Om de jeugdzorg toekomstbestendig en beheersbaar te maken, wordt door het Rijk per 2029 een nieuw financieringsmodel ingevoerd. Deze nieuwe bekostigingssystematiek moet beter aansluiten bij de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen en sluit daarmee aan op de uitgangspunten van de Hervormingsagenda jeugd. Het demissionaire kabinet neemt hierop vanaf 2028 een financieel voorschot, in de veronderstelling dat de maatregelen uit de Hervormingsagenda jeugd tegen die tijd het gewenste effect zullen hebben. Met op het opnemen van het volume-effect in de gemeentelijke begroting en het op handen zijnde nieuwe financieringsmodel jeugd is het nog niet mogelijk het risico samenhangend met de commissie van Ark te kwantificeren in deze risicoparagraaf. Wmo: De kostenstijging in de Wmo de afgelopen jaren komt onder andere door het uniforme abonnementstarief. Daarnaast hebben we te maken met dubbele vergrijzing en daardoor een toename van (complexere) ondersteuningsaanvragen. Bovendien zijn de kosten van de zorg gestegen met name door salarisstijgingen (inflatiecorrectie) en een krappe arbeidsmarkt. De inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage in de WMO zal naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari 2028 worden ingevoerd. Zonder wetswijzigingen of compensatie door het Rijk zal dit tot extra niet begrote uitgaven leiden. Hoewel deze wet op dit moment controversieel is verklaard en voorlopig van tafel. Ook hier houden we als risico het gemiddelde procentuele tekort over 2023 en 2024 ten opzichte van de begroting 2026 aan. Dat leidt dit tot een bedrag van € 1,3 miljoen. Als ondergrens wordt 1% van de begroting 2026 aangehouden (€ 0,3 miljoen). In dit geval wordt € 1,3 miljoen opgenomen.
Gedurende 2025 heeft er een aanbesteding plaatsgevonden voor de nieuwe wmo-maatwerkondersteuning. In deze begroting is het effect van deze aanbesteding voor 2026 verwerkt. De te treffen beheersmaatregelen binnen de wmo-maatwerkondersteuning evenals het effect van dubbele vergrijzing en de inkomensafhankelijke eigen bijdrage is nog geen onderdeel van de meerjarenbegroting. Participatiewet: We zien dat deze kosten van begeleiding van mensen die onder de Participatiewet vallen in de praktijk hoger zijn dan waar het rijk zijn budget op baseert. Als we het risico berekenen op dezelfde manier als Jeugdwet en Wmo, namelijk het gemiddelde procentuele tekort over 2023 en 2024 ten opzichte van de begroting 2026, dan leidt dit tot een lager bedrag dan dat wij als ondergrens hanteren. Als ondergrens wordt 1% van de begroting 2026 aangehouden (€ 83.000). In dit geval wordt € 83.800 opgenomen.
Beheersmaatregel: Er worden diverse beheersmaatregelen binnen het sociaal domein ingezet, zoals bijvoorbeeld de inzet op preventie bij Jeugd. Dit risico en risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 14.542 |
Onderwerp: Asbestsaneringen Omschrijving: In een aantal gemeentelijke panden, waaronder onderwijsgebouwen, is asbest toegepast. Naar de aanwezigheid van asbest en de mogelijkheden tot sanering doen wij onderzoek. In een aantal gebouwen is het aanwezige asbest geen risico en kan verwijdering alleen gebeuren als bouwkundige werkzaamheden plaatsvinden. Aan te kopen panden worden door een gecertificeerde partij op asbest geïnventariseerd. Als er asbest in een pand wordt geconstateerd dan wordt dit op deskundige wijze geïnventariseerd en wordt sanering overwogen. De begroting wordt hierop aangepast indien nodig. Controle op de aanwezigheid van asbest is alleen vereist bij objecten die voor 1994 zijn gebouwd. Het is lastig te voorspellen wat de omvang van een asbestsanering per situatie is omdat asbestrisico ook afhangt van het gebruik van een bouwwerk of object. Het verwijderen van asbest vergt vrijwel altijd herstelwerkzaamheden, bijvoorbeeld na verwijderen van kozijn-borstwering en vensterbanken. Als stelpost wordt daarom rekening gehouden met € 0,5 miljoen. Beheersmaatregel: Er worden geen aparte beheersmaatregelen ingezet. Dit risico en risicobedrag is ongewijzigd t.o.v. de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 500 |
Onderwerp: Proeftuin aardgasvrije wijken Omschrijving: De particuliere woningen in de proeftuin aardgasvrije wijken zijn zeer verschillend qua inrichting en installatie. Daarmee verschillen ook de te verrichten werkzaamheden en de te ramen kosten. Een volledig inzicht in de consequenties voor de uitvoeringskosten ontbreekt. De kosten kunnen hierdoor hoger uitvallen. Ook zien wij in de markt snel oplopende kosten. Wanneer gestart wordt met de aanpak van een nieuw blok worden de totale kosten naar beste inschatting gemaakt. Het kan voorkomen dat tijdens de uitvoering de gemeente wordt geconfronteerd met prijsstijgingen in de markt welke op voorhand niet waren voorzien. Omdat er ook woningen zijn waarvan de kosten iets lager uitvallen, is de kans op overschrijding van de totale kosten beperkt. Er is een kleine kans dat schadeclaims over de uitvoeringswerkzaamheden voor rekening van de gemeente komen. Om inwoners te ontzorgen treedt de gemeente desgevraagd op als opdrachtgever. Dit kan een klein risico geven indien hierdoor schade ontstaat die niet verhaald kan worden op het uitvoerende bedrijf. Beheersmaatregel: Bij de pilot aardgasvrij is een bloksgewijze aanpak gekozen waarmee het risico van een budgetoverschrijding kan worden gestuurd. Binnen de ramingen van de werkzaamheden is vanwege de onzekerheden rekening gehouden met een post onvoorzien. Mocht dit niet afdoende blijken te zijn, kan het college ervoor kiezen om minder woningen dan gepland aardgasvrij te maken ten einde binnen de raming te blijven. Het eerste blok is reeds enige tijd gereed en ook blok 2 is recent afrondend. De volgende stap is de uitvoering van blok 3. Op basis van de nu voorliggende berekeningen is het budget voldoende om blok 3 te kunnen uitvoeren. Echter, voor aanvang van de vorige blokken (1 en 2) was er een restant budget voor de uitvoering van de overige blokken. Met de start van blok 3 is dit restant budget nihil. Gezien het risico op stijgende uitvoeringskosten en het beperkte risico op claims, wordt 10% van de uitvoeringskosten blok 3 toegevoegd aan het weerstandsvermogen. Dit risico en risicobedrag is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 300 |
Onderwerp: Grondexploitaties Omschrijving: In relatie tot de grondexploitaties worden 2 risico's berekend: portefeuille- en projectrisico's. Voor de portefeuillerisico's worden drie effecten doorgerekend: het effect van 7,5% kostenstijging over de nog te maken kosten voor bouw- en woonrijp maken, het effect van een 2% hoger rentepercentage en grondwaarde regulering middelhuur. Het risicobedrag wat hieruit volgt is opgeteld € 5,91 miljoen. Daarnaast zijn per grondexploitatie project specifieke risico's berekend, totaal € 16,43 miljoen. Per grondexploitatie wordt dit nader toegelicht in het Meerjaren Programma Grondexploitaties (MPG) 2025. Aanvullend heeft de gemeenteraad de grondexploitaties Schapenmarkt (1605488) en Tobias de Coeneplein ( 1613493) vastgesteld. Bij de vaststelling van deze grondexploitaties is door de raad besloten in het weerstandvermogen een bedrag van € 1.071.730 op te nemen als risicoreservering voor de grondexploitatie Schapenmarkt. Bij de vaststelling van de grondexploitatie Tobias de Coeneplein is besloten geen bedrag op te nemen in het weerstandvermogen. Beheersmaatregel: Per grondexploitatie zijn specifieke maatregelen genomen om het beslag op het weerstandsvermogen te beperken. Zo wordt bijvoorbeeld het risicobedrag wat is gekoppeld aan de grondexploitatie Baanstee Noord (€ 2,04 miljoen), niet meegenomen richting het weerstandsvermogen. Achterliggende reden is dat de Baanstee Noord een voldoende positief verwachte resultaat heeft, waarmee de risico’s binnen de grondexploitatie kan worden gedragen. Effectief wordt voor project specifieke risico's € 14,39 miljoen binnen het weerstandvermogen gereserveerd. Dit risico en risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 21.372 |
Onderwerp: Uitval van kritische applicaties/systemen i.v.m. cyberaanval Omschrijving: Het risico op schade door een cyberaanval blijft toenemen. Zo is ook terug te zien in het ‘cyber security beeld Nederland’ die jaarlijks wordt uitgebracht door het NCSC (Nationaal Cyber Security Center). Voor overheden is de laatste jaren een trend zichtbaar: Het risico op verstoringen van de ICT door ‘cybervandalen en scriptkiddies’ was al hoog en neemt toe, het risico op verstoringen van de ICT door beroepscriminelen is ongewijzigd hoog. Een cyberincident van enige omvang (bijvoorbeeld ransomware) brengt direct hoge kosten met zich mee. Denk daarbij onder meer aan het opbouwen van een tijdelijke organisatie om de bedrijfsvoering door te kunnen zetten, onderzoek en herstel van de situatie (waaronder wederopbouw van het ICT-landschap) en evalueren en investeren om herhaling te voorkomen. Het bedrag van € 9,5 miljoen is gebaseerd op bedragen in de media van gemeenten die geraakt zijn en gemeenten die bedragen opnemen in hun weerstandsvermogen. Beheersmaatregel: Gemeenten zijn in 2015 aangesloten bij de IBD (Informatiebeveiligingsdienst) VNG en hebben de BIO (Baseline Informatiebeveiliging Overheid) als vigerend normenkader. In de BIO staat risicomanagement en het treffen van passende maatregelen centraal. De maatregelen worden, indien van toepassing, doorgevoerd en op eventuele kwetsbaarheidsmeldingen wordt actief en snel gereageerd. In de organisatie worden acties georganiseerd om het bewustzijn rondom cybercriminaliteit binnen de organisatie te verhogen. Ook worden medewerkers actief herinnerd aan de wijze waarop zij veilig moeten werken. Dit risico en risicobedrag is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 9.500 |
Onderwerp: Wegenbeheer Omschrijving: Het HHNK is volop bezig alle wegen en het wegbeheer over te dragen aan gemeenten en zich te richten op de eigen watertaak. Nagenoeg alle wegen van het Hoogheemraadschap zijn inmiddels overgedragen in Noord-Holland. Er zijn nog 2 Waterlandse gemeenten waarbij dit nog dient te gebeuren. Er is samen met de regiogemeenten (Waterland, Wormerland, Edam- Volendam, Landsmeer), inclusief HHNK, gewerkt aan het opstellen van uitgangspunten voor het maken van de business case voor de overdracht van de wegen. Deze uitgangspuntennotitie is op 28 februari 2023 vastgesteld in het college en daarna begin maart 2023 ter info met raadsbrief naar de raad gestuurd. De uitgangspuntennotitie is de basis om te komen tot een businesscase. De businesscase moet inzicht geven in de financiële gevolgen van een wegenoverdracht ter ondersteuning van de uiteindelijke besluitvorming. Naast de wegen gaat het ook om de bijbehorende bomen en overige inrichting. In de Beemster is dit een omvangrijk areaal. Het Hoogheemraadschap betaalt op dit moment het onderhoud van de wegen voor een deel uit de bijdragen van gemeenten en voor een deel uit wegenheffing die het HHNK in rekening brengt bij de inwoners van de gemeenten waarvoor zij wegen in beheer en eigendom hebben. In 2024 was zowel de volledige omvang van hetgeen dat wordt overgedragen als ook de impact/kwaliteit van de over te dragen activa (wegen, bomen en kunstwerken) nog niet volledig in beeld. De verwachting is dat in het 3e of 4de kwartaal van 2025 deze wellicht wel voldoende in beeld is om te komen tot een advies aan college en raad voor een kwalitatieve goede besluitvorming, mits de input voor de businesscase tijdig geleverd kan worden. Ervaring bij andere gemeenten is dat na overdracht gebleken is dat de kwaliteit onvoldoende in beeld was en dat deze gemeenten geconfronteerd werden met onverwachte meerkosten mede als gevolg van onzorgvuldig gezamenlijk onderzoek en achterstallig groot onderhoud, gebreken in funderingen en hierdoor noodzakelijke vervroegde vervangingen. Beheersmaatregel: In samenwerking met HHNK zijn we bezig om geconcretiseerd te krijgen welke activa overgedragen gaat worden. Begin 2025 is gestart met een onafhankelijk onderzoek om de kwaliteit in beeld te brengen. Door het ontbreken van goede gegevens, worden er aanvullende metingen en onderzoeken gedaan in overleg met het HHNK. Begin 2025 is gestart met een onafhankelijk onderzoek om de kwaliteit in beeld te brengen. Door het ontbreken van goede gegevens, worden er aanvullende metingen en onderzoeken gedaan in overleg met het HHNK. Gezien de beschreven ervaringen van andere gemeenten willen we dit traject zorgvuldig doen en willen we staat en omvang van het areaal voor de overdracht vaststellen. Met name door deze extra onderzoeken die nodig zijn om de kwaliteit vast te stellen, is ook de geplande overdracht per 1 januari 2025 en verder in 2025 niet gerealiseerd. Uitkomsten van deze onderzoeken komen in een te maken business case samen. Dan zal duidelijker worden wat de overname van deze taak gaat betekenen en welke onzekerheden resteren. Met HHNK zullen ten aanzien van voorwaarden van overdracht inclusief de resterende herstelwerkzaamheden, alsook over de resterende risico’s afspraken gemaakt moeten worden, voor de overdracht naar de gemeente kan plaatsvinden. Als deze afspraken en de impact in beeld is gebracht in de businesscase, kan er een besluit over genomen worden door college en raad. Overname van deze taak gaat betekenen dat er voor de inwoners een verschuiving van belastingen plaatsvindt. Dit betekent dat de gemeentelijke OZB-opbrengst omhoog moet om de kosten van deze taak te dragen. Daar staat tegenover de wegenheffing die het HHNK in rekening brengt bij inwoners komt te vervallen. Er is niet gerekend met een bedrag voor het onderhoudsniveau omdat hier op dit moment nog geen adequate inschatting van kan worden gemaakt. Vanwege de omvang is dit een risico voor de gemeente. Ten aanzien van de verschuiving van de overdracht van de wegenheffing is deze gekoppeld aan de onbenutte belastingcapaciteit. Hierdoor is er voor dit onderdeel niet gerekend met een bedrag in de weerstandscapaciteit. Dit risico is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € p.m. |
Onderwerp: Loon/prijsstijgingen Omschrijving: De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. In 2025 is er een nieuwe cao afgesloten (looptijd april 2025 tot en met maart 2027). De gemiddelde stijging van de loonsom komt uit op 1,95% voor 2025. Voor de begroting wordt voor de jaren na 2025 vooralsnog een indexatie aangehouden van 3% per jaar voor loonsverhogingen en (pensioen-)premies. De stijging van de loonkosten is afhankelijk van de landelijke cao-afspraken en de wijzigingen in de werkgeverslasten zoals de werkgeversbijdrage in de pensioenpremie. Een afwijking van 1% op de totale loonsom geeft een extra last van ruim € 0,66 miljoen (inclusief gesloten budgetten).
Voor de materiële uitgaven op prijsgevoelige exploitatiebudgetten, die bestaan uit de aanschaf van goederen en de levering van diensten (zoals energiekosten, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties), baseren we de indexering op de verwachtingen van het Centraal Planbureau (CPB), zoals vermeld in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC). We reserveren het bedrag voor prijsstijgingen op één verzamelbudget binnen het overzicht van algemene dekkingsmiddelen (centrale stelpost LPO). Als prijsstijgingen contractueel zijn vastgelegd, verhogen we het betreffende budget met dekking vanuit het verzamelbudget. Voor algemene prijsstijgingen wordt een bedrag van € 0,808 miljoen aangehouden (1 % van € 80,8 miljoen). Gerekend is met 2,5 keer dit structurele risico (€ 2,02 miljoen). Voor kredieten geldt als uitgangspunt dat kredieten niet op voorhand worden geïndexeerd. Indien een prijsstijging niet binnen het bestaande krediet kan worden opgevangen wordt via een tussentijdse begrotingswijziging gevraagd het krediet te verhogen. Sinds vorig jaar groeit het gemeentefonds mee met het achtjaarlijks gemiddelde van de economische groei, aangevuld met het prijspeilpercentage van het Bruto Binnenlands Product (bpp) voor het betreffende jaar. Dit bbp-percentage blijkt echter onvoldoende om de stijgende kosten te compenseren. De kostenstijgingen in het sociaal domein, gemeten met het zogenaamde OVA-percentage, vallen aanzienlijk hoger uit, zowel voor jeugdzorg als voor de Wmo. De gebrekkige compensatie van deze kosten legt een steeds zwaardere druk op onze begroting. Daarbij komt dat de werkelijke inflatie achteraf hoger blijkt dan eerder berekend, en dat deze niet wordt gecompenseerd. Bovendien worden de prijsontwikkelingen in de Wmo en jeugdzorg geïndexeerd op de OVA, terwijl de compensatie voor gemeenten is gebaseerd op de bbp-groei. Beheersmaatregel: Voor een hoger loon- en prijsniveau is in de begroting een reservering opgenomen. Dit risico en risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 2.683 |
Onderwerp: Wachtgeld wethouders Omschrijving: Na het aftreden van wethouders, voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, is er een recht op wachtgeld. De duur van deze wachtgeldverplichting is afhankelijk van de duur van het wethouderschap, het loopbaanprincipe en de leeftijd van de ex-wethouder. Voor ex-wethouders die momenteel recht hebben op wachtgeld heeft de gemeente een voorziening gevormd en zijn de lasten afgedekt. Indien een lid van het huidige college zijn/haar functie neerlegt, ontstaat er een nieuwe verplichting. De burgemeester valt niet onder de gemeentelijke wachtgeldverplichting, dit is belegd bij de provincie. De maximale wachtgeldverplichting voor de 5 wethouders van de gemeente Purmerend bedraagt circa € 2,11 miljoen. Het is niet waarschijnlijk dat het volledige college tegelijkertijd aftreedt, niet wordt herbenoemd en volledig gebruik maakt van het recht op wachtgeld. Om die reden is 25% van het totale risico meegenomen (25% x € 2,11 miljoen = € 528.000,-). Beheersmaatregelen: Er is geen aparte beheersmaatregel getroffen. Indien een bestuurder gebruik maakt van wachtgeld wordt de maximale wachtgeldverplichting in de loop van het jaar van aftreden gestort in een wachtgeldvoorziening. De omvang van het risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 528 |
Onderwerp: Renterisico Omschrijving: Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Ook bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. De gemeente trekt langlopende leningen aan om in de eigen financieringsbehoefte te voorzien. De jaarlijkse kosten van de financieringsbehoefte (rentelasten) worden bepaald door de omvang van de bestaande leningenportefeuille, de financieringsbehoefte als gevolg van voorgenomen investeringen en de van toepassing zijnde rentetarieven. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 1% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen. Bij een netto jaarlijkse financieringsbehoefte van gemiddeld € 90 miljoen en een stijging van de rente van 1% bedraagt de toename van de rentelasten jaarlijks structureel circa € 0,9 miljoen. Voor de waardering van het risico wordt uitgegaan van een bedrag van € 3,6 miljoen (4 jaar x € 0,9 miljoen). Beheersmaatregelen: Via het zogeheten renteomslagpercentage worden de rentelasten toegerekend aan de programma's waarvoor sprake is van een financieringsbehoefte. Het renteomslagpercentage wordt berekend op basis van de uitgangspunten van de door de raad vastgestelde begroting. Verder wordt de financieringsbehoefte periodiek meerjarig bepaald en wordt beoordeeld of incidenteel dan wel structureel tot afdekking van het renterisico dient te worden overgegaan. De omvang van het risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 3.600 |
Onderwerp: Gemeentefonds Omschrijving: Via circulaires worden we enkele malen per jaar (meestal mei en september) geconfronteerd met aanpassingen in de totale ontvangsten vanuit het gemeentefonds. Vanaf 2024 is er sprake van een nieuwe financieringsystematiek, waarbij het gemeentefonds wordt geindexeerd op basis van het bruto binnenlands product (bbp). Schommelingen in de algemene uitkering kunnen problemen veroorzaken voor het sluitend krijgen van de begroting. Op de hoogte van de algemene uitkering kan geen invloed worden uitgeoefend. Door de nieuwe financieringsystematiek zou het risico van een volatiel gemeentefonds afnemen en de stabiliteit worden vergroot. Aan de andere blijft het risico dat er gemeentelijke kosten zijn die harder stijgen dan het bbp (met name kosten voor zorg door vergrijzing en beheer & onderhoud). Andere risico's in het fonds zijn het btw-compensatiefonds (ruimte boven het plafond), de herverdeling (onderzoeksagenda) inclusief het ingroeipad (suppletie-uitkering). Gezien de dynamiek in het fonds wordt de maximale impact van dit risico geschat op € 10,3 miljoen over de gehele looptijd. Beheersmaatregel: De algemene uitkering maakt integraal onderdeel uit van de begroting. De schommelingen worden op het eerstvolgende moment binnen de exploitatie verwerkt om deze sluitend te houden. Dit gebeurt door het op de voet volgen van ontwikkelingen (circulaires/rijksbegroting). De omvang van dit risicobedrag is niet gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 10.343 |
Onderwerp: Strategische verwervingen Omschrijving: In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente doet de gemeente strategische verwervingen. De bedoeling van deze aankopen is om deze later in te zetten in gebiedsontwikkelingsprojecten of vastgoedontwikkeling. Aan deze aankopen gaat een onderhandelingstraject vooraf waardoor in de koopprijs soms ook een opslag zit voor toekomstige ontwikkelpotentie. Omdat deze aankopen nog niet in een grond- of vastgoed exploitatie zijn opgenomen, bestaat het risico dat bij geen doorgang van het project, te veel is betaald. Zekerheidshalve wordt daarom 25% van de boekwaarde (10,98 miljoen) opgenomen als risico. Beheersmaatregel: Op deze investeringen worden geen kosten geactiveerd. De omvang van dit risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 2.745 |
Onderwerp: Garanties en borgstelling Omschrijving: De gemeente heeft aan diverse maatschappelijke instellingen, woningcorporaties, sportverenigingen, stichtingen en deelnemingen garanties en borgstellingen verleend. Bij de afweging voor financiële steun aan een instelling maakt Purmerend een afweging tussen het belang van de publieke taak en de financiële risico’s. Garantstelling kan worden ingezet als middel om een of meer beleidsdoelen te realiseren. Conform artikel 16 lid 3 uit de Financiële Verordening 2025 van de gemeente Purmerend worden financiële risico’s samenhangend met door de gemeente verstrekte garanties en borgstellingen meegewogen in de berekening van het benodigde weerstandsvermogen. Per 31 december 2024 heeft de gemeente in totaal € 1.912 miljoen aan waarborgen en garanties afgegeven. Dit betreft voornamelijk € 1.770,3 miljoen achtervang WSW (Volkshuisvesting), € 125,3 miljoen garantstellingen aan de Stadsverwarming Purmerend (SVP) en € 16 miljoen garantstellingen aan de HuisVuilCentrale Alkmaar (HVC). De resterende garantstellingen betreffen Stichting Wonen en Zorg, Maatschappelijke instellingen en sportverenigingen. Op 28 september 2023 heeft de gemeenteraad ingestemd met raadsbesluit 1587205 inzake wensen en bedenkingen leningplafond SVP 2023-2026. In dit raadsbesluit is een borgstelling afgegeven voor de periode juli 2023 tot en met juni 2026 van € 65 miljoen. Waarbij het borgstellingsplafond ten aanzien van de langlopende geldleningen maximaal € 123 miljoen bedraagt. De gemeente staat daarnaast borg voor het rekening-courant krediet van SVP dat € 15 miljoen bedraagt. Daarmee komt de totale borgstelling op maximaal € 138 miljoen uit. Beheersmaatregel: Er worden geen aparte beheersmaatregelen ingezet voor de WSW achtervangpositie. Voor de beheersing van de garanties aan HVC en SVP neemt de gemeente actief deel aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Dit risico wordt op p.m gesteld omdat de afgelopen jaarrekeningen van beide deelnemingen een positief resultaat laten zien. Ook hebben beide deelnemingen een positieve meerjarenraming opgesteld. Dit risico en risicobedrag is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € p.m. |
Onderwerp: Fiscaliteiten Omschrijving: De gemeente draagt diverse rijksbelastingen af. Dit betreffen met name loonbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Het fiscaal landschap is ingewikkeld. Het risico bestaat dat de gemeente fiscale wetgeving toepast of interpreteert waar de Belastingdienst een ander standpunt over heeft. De gemeente loopt dit risico ten aanzien van aangiften die nog niet definitief zijn vastgesteld door de Belastingdienst. Ook loopt de gemeente dit risico op moment dat de Belastingdienst een boekenonderzoek bij de gemeente komt uitvoeren. Indien de Belastingdienst op het standpunt staat dat de gemeente de fiscale wetgeving onjuist heeft toegepast, en hier eventueel bij de rechter in het gelijk over wordt gesteld, loopt de gemeente het risico op een naheffing. Ook heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om indien van toepassing nog 5 jaar terug te vorderen en de naheffing te verhogen met een boete. Beheersmaatregel: Bij complexe fiscale vraagstukken maakt de gemeente gebruik externe fiscaal deskundigen. Het risico en risicobedrag is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en begroting 2025. | € 1.200 |
Onderwerp: Klimaatveranderingen Omschrijving: Het klimaat verandert harder en sneller dan eerder gedacht aldus het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). De gemeente ervaart de gevolgen van klimaatverandering. Steeds vaker krijgt de gemeente te maken met extreem weer, hevige of langdurige neerslag met wateroverlast tot gevolg, lange perioden van droogte met bodemdaling en schade aan en door groen als gevolg en storm schade. Eens in de zoveel jaar doen zich extreme wateroverlast, droogte of storm voor. Recent heeft zomerstorm Poly (juli 2023) voor hoge gemeentelijke herstelkosten ten aanzien van de bomen gezorgd. Het risico op schade in de openbare ruimte als gevolg van klimaatverandering neemt naar verwachting toe. Gezien de onzekere aard van de klimaatrisico’s is dit onderwerp opgenomen in het weerstandsvermogen waarbij als uitgangspunt is gehanteerd de herstelkosten inzake zomerstorm Poly (1,9 miljoen) vermenigvuldigd met een kans van voordoen van 10% en de structurele factor van 2,5. In droge jaren zoals 2018, 2019, 2020, 2022 en 2025 moet extra water gegeven worden aan jong groen en bomen. Regulier kost dit jaarlijks € 300.000,-. In droge jaren moet de gemeente meer water gegeven aan het openbaar groen. Beheersmaatregel: De klimaatopgave maakt integraal onderdeel uit van alle planvorming die de gemeente onderhanden heeft voor de openbare ruimte: van het gemeentelijke rioleringsplan tot de actualisatie van het IBOR. Het risicobedrag is ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € 464 |
Onderwerp: Afrekening subsidies Omschrijving: De gemeente ontvangt diverse subsidies en specifieke uitkeringen. Er zijn de afgelopen jaren diverse grote en complexe specifieke uitkeringen ontvangen maar ook diverse subsidies vanuit de Provincie. De diverse specifieke uitkeringen en subsidies worden vaak als voorschot, of deels als voorschot aan de gemeente beschikbaar gesteld. Aan de voor de gemeente beschikbaar gestelde subsidies en specifieke uitkeringen zijn bestedingsvoorwaarde verbonden. Het risico bestaat dat de gemeente niet aan alle gestelde bestedingsvoorwaarden voldoet en de verstrekkende instanties een deel van de verstrekte voorschotten terugvraagt. Daarnaast heeft het Kabinet in het hoofdlijnenakkoord voornemens om de specifieke uitkeringen deel uit te laten maken van het gemeentefonds. De exacte impact daarvan is nog niet bekend en niet meegenomen in deze berekening. Als uitgangspunt is berekend de vooruitontvangen subsidiegelden per einde boekjaar vermenigvuldigd met een kans van voordoen van 10%. Beheersmaatregelen: Per subsidietoekenning vind een startgesprek plaats zodat de uitvoerende afdeling weet waaraan zij de subsidiegelden morgen besteden en wat zij moeten verantwoorden. Het risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2025 en ongewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024. | € 1.310 |
Onderwerp: Regeling voor Vervroegde Uitdiensttreding (RVU) Omschrijving: Medewerkers van de overheid kunnen binnen de gemeente vanaf 31 december 2023 gebruik maken van de regeling voor vervroegde uitdiensttreding (RVU). De huidige regeling voor vervroegde uitdiensttreding (RVU) loopt tot en met 31 december 2025. Met ingang van 1 januari 2026 treedt er een nieuwe RVU regeling in werking, deze regeling is uitsluitend van toepassing op medewerkers met een zwaar beroep. De definitie van ‘zware beroepen in de gemeentelijke sector’ zal uiterlijk op 1 november 2025 worden vastgesteld. Hierdoor is het op dit moment nog niet mogelijk om het maximale risico voor de gemeente Purmerend in te schatten. In de jaarrekening 2025 zal dit risico wel kunnen worden bepaald en zal het risicobedrag opgenomen worden. Beheersmaatregelen: Er is geen aparte beheersmaatregel getroffen. Indien een medewerker gebruik maakt van de RVU wordt de maximale verplichting in de jaarrekening opgenomen. Het risicobedrag is gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € p.m. |
Onderwerp: Onzekerheid ontwikkelingen rijk Omschrijving: Op dit moment zijn er nog diverse (onzekere) en ontwikkelingen van toepassing op de gemeentefinanciën. Onduidelijk is welke besluiten het demissionair kabinet de komende periode nog duurt en welk effect de uitslag en formatie van de landelijke verkiezingen op de gemeentefinanciën en gemeentelijke taken zal hebben. Beheersmaatregelen: Ontwikkelingen en besluitvorming door het Rijk worden op de voet gevolgd. Pas na definitieve besluitvorming kunnen de effecten in de gemeentelijke begroting worden verwerkt. Het risicobedrag is nieuw ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € p.m. |
Onderwerp: Behalen toekomstscenario's/ taakstellingen Omschrijving: Op dit moment zijn er diverse taakstellingen en toekomstscenario's opgenomen in de gemeentelijke begroting. Deze taakstellingen en toekomstscenario's zijn financieel verwerkt en gedurende de komende jaren zal moeten worden gestuurd om deze te realiseren binnen de gestelde financiële kaders en in de benodigde jaren. Beheersmaatregelen: Het college en de directie zullen sturen op de in de begroting opgenomen taakstellingen en toekomstscenario's en hierover via de gebruikelijke P&C documenten rapporteren. Het risicobedrag is nieuw ten opzichte van de jaarrekening 2024 en de begroting 2025. | € p.m. |
Totaal benodigd weerstandsvermogen: | € 73.052 |
Ontwikkeling verhouding benodigd weerstandsvermogen en beschikbare weerstandscapaciteit
(Bedragen x € 1 miljoen) | Rekening 2024 | Begroting (primitief) 2025 | Begroting 2026 |
---|
Beschikbare weerstandscapaciteit | 64,0 | 65,4 | 71,1 |
Benodigd weerstandsvermogen | 70,4 | 68,2 | 73,0 |
Ratio | 0,91 | 0,96 | 0,97 |
In deze weergave stijgt de ratio licht. Het is goed op te merken dat de weerstandscapaciteit in deze weergave vooral reservecapaciteit is, en reserves zijn het verschil tussen schulden en bezittingen en dus geen ‘potje’. De lichte stijging van de ratio ontstaat met name doordat het ingeschatte benodigde weerstandsvermogen in de begroting 2026-2029 toeneemt ten opzichte van het ingeschatte benodigde weerstandsvermogen in de jaarrekening 2024 en de begroting 2025-2028. Deze toename onstaat met name doordat het benodigde weerstandsvermogen als gevolg van de risico's op jeugd en Wmo, strategische aankopen en grondexploitaties toenemen. Het risico voor de kostenstijgingen als gevolg van schaartse is komen te vervallen. Dit risico is voldoende afgedekt in de begroting.
Geprognosticeerde balans
Bij het opstellen van de geprognosticeerde balans wordt uitgegaan van de eindbalans van de laatst vastgestelde jaarrekening, in dit geval de Jaarrekening 2024. Vervolgens wordt het lopende begrotingsjaar toegevoegd in overeenstemming met de laatste ramingen uit de Voorjaarsnota 2025. Hieraan worden de 4 volgende jaren toegevoegd conform de begroting en meerjarenraming.
Wat betreft de "Immateriële vaste activa", de "Materiële vaste activa" en de "Voorraden" vinden mutaties plaats volgens de op dit moment geplande investeringen en desinvesteringen en bij de (im)materiële vaste activa wordt er ook rekening gehouden met de geplande afschrijvingen.
Binnen de "Financiële vaste activa" vinden mutaties plaats bij de uitgegeven leningen ("Leningen aan openbare lichamen en deelnemingen" en "Overige langlopende geldleningen u/g"). Dit betreffen de geplande te ontvangen aflossingen volgens de leningsovereenkomsten.
De mutaties binnen het "Eigen vermogen en het Financieel resultaat" betreffen de op dit moment geplande mutaties in de reserves en het verwachte begrotingssaldo.
De overige balansposten betreffen gegevens die zich moeilijk laten voorspellen waardoor hier rekenregels voor worden gebruikt, waarbij de eindstand van de laatst vastgestelde jaarrekening wordt doorgetrokken.
Bij het verloop van de vaste schulden worden de aflossingen op de nieuw aan te trekken leningen buiten beschouwing gelaten, in de veronderstelling dat deze direct worden geherfinancierd. Hieronder vindt u de verkorte meerjarenbalans (x € 1.000).
| Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 | Begroting 2029 |
| 31-12 (T) | 31-12 (T+1) | 31-12 (T+2) | 31-12 (T+3) |
| € | € | € | € |
ACTIVA |
(Im-) Materiële vaste activa (incl. activa in eigendom derden en kosten onderzoek & ontwikkeling) | 530.055 | 591.884 | 655.945 | 749.045 |
Financiële vaste activa- kapitaalverstrekkingen (diverse deelnemingen) | 40.865 | 41.123 | 41.123 | 41.123 |
Financiële vaste activa- leningen > 1 jaar | 32.376 | 36.323 | 39.949 | 43.267 |
Financiële vaste activa- uitzettingen > 1 jaar | 5.942 | 9.739 | 5.888 | 2.359 |
Totaal Vaste Activa | 609.238 | 679.069 | 742.905 | 835.794 |
Voorraden onderhanden werk ( bouwgronden in exploitatie (incl. voorziening) | 37.830 | 34.779 | 11.289 | 524 |
Overige voorraden (grond- en hulpstoffen en gereed product en handelsgoederen & vooruitbetalingen) | 98 | 98 | 98 | 98 |
Uitzettingen < 1 jaar (debiteuren algemene dienst en belastingen, btw) | 29.340 | 29.340 | 29.340 | 29.340 |
Liquide middelen (kas- en banksaldi) | - | - | - | - |
Overlopende activa (voorschotten, nog te ontvangen) | 39.125 | 46.670 | 47.258 | 43.457 |
Totaal Vlottende Activa | 106.393 | 110.887 | 87.985 | 73.419 |
Totaal ACTIVA | 715.631 | 789.956 | 830.890 | 909.213 |
PASSIVA |
Eigen vermogen (algemene, bestemmings- en egalisatiereserves) | 102.820 | 97.976 | 96.419 | 82.807 |
Financieel resultaat (begrotingssaldo/ruimte) | 219 | - | -12.932 | -17.242 |
Voorzieningen (voor diverse doeleinden) | 12.158 | 12.752 | 14.970 | 17.625 |
Vaste schulden (looptijd van 1 jaar of langer) | 490.198 | 561.341 | 610.338 | 695.092 |
Totaal Vaste Passiva | 605.395 | 672.069 | 708.795 | 778.282 |
Vlottende schuld (kasgeld, crediteuren, wmo en jeugd) | 42.885 | 50.538 | 54.745 | 63.580 |
Overlopende passiva (transitoria, doeluitkeringen, vooruitontvangsten) | 67.352 | 67.352 | 67.352 | 67.352 |
Totaal Vlottende Passiva | 110.237 | 117.890 | 122.097 | 130.932 |
Totaal PASSIVA | 715.632 | 789.958 | 830.891 | 909.214 |
In de geprognosticeerde balans is de stijging van met name de materiële vaste activa door het investeringsprogramma duidelijk zichtbaar. Dit verklaart de stijging van de leningenportefeuille vanaf 2026. Vanaf 2028 zien we een afname van de voorraadposities. Bij de uitgifte van gronden voor bedrijfsvestigingen zien we op het electriciteitsnet dat er sprake is van transportschaarste. Voor de Baanste-Noord is de verwachting dat de komende jaren relatief weinig kaveluitgifte zal plaatsvinden. Hierbij is de verwachting dat deze vanaf 2027 weer ingehaald zal worden. Daarnaast is naast het ravijnjaar ook het effect uit het sociaal domein (hogere lasten jeugd/WMO) duidelijk zichtbaar vanaf 2028. Het financieel resultaat (begrotingssaldo) is tot en met 2027 nihil en loopt vanaf 2028 negatief met € 13 miljoen en 17,2 in 2029.
Financiële kengetallen inclusief signaleringswaarden
Met ingang van de opstelling van de begroting 2016 zijn gemeenten verplicht 5 kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing op te nemen. De invoering van de betreffende kengetallen heeft louter tot doel een beter inzicht te verschaffen in de financiële positie van de gemeente, voor de vergelijking met andere gemeenten. Deze getallen dienen niet om te komen tot een normering (wat is goed, wat is slecht). Het gaat om de volgende kengetallen: nettoschuld quote, solvabiliteitsratio, grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en gemeentelijke belastingcapaciteit.
| | Rekening 2024 | Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 | Begroting 2029 | Cat.A (minst risicovol) | Cat. B (neutraal) | Cat. C (meest risicovol) |
---|
1A | Netto schuldquote | 91,9% | 137,9% | 145,7% | 161,2% | 184,2% | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
1B | Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen | 84,9% | 129,4% | 136,8% | 151,3% | 173,6% | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
2 | Solvabiliteitsratio | 21,1% | 14,4% | 12,4% | 10,0% | 7,2% | > 50% | 20 - 50% | < 20% |
3 | Grondexploitatie | 8,1% | 9,9% | 8,5% | 2,8% | 0,1% | < 20% | 20 - 35% | > 35% |
4 | Structurele exploitatieruimte | 2,9% | 0,5% | 0,4% | -2,9% | -4,2% | > 0% | 0% | < 0% |
5 | Belastingcapaciteit | 94,5% | 89,0% | 89,0% | 89,0% | 89,0% | < 95% | 95 - 105% | > 105% |
De kengetallen netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio en grondexploitatie hebben betrekking op de balans. De kengetallen structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit brengen tot uitdrukking of een gemeente over voldoende structurele baten beschikt en welke mogelijkheid de gemeente heeft om de structurele baten op korte termijn te vergroten. Hoe hoger de schuld, hoe hoger de netto schuldquote. De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre er sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote in zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven. De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen en geeft daarmee inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten. De relevantie van het kengetal structurele exploitatieruimte is om te weten welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig zijn. Voor de gemeenten wordt de belastingcapaciteit gerelateerd aan de hoogte van de gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en reinigingsheffing). Naast de OZB wordt gekeken naar de riool- en afvalstoffenheffing omdat de heffing niet kostendekkend hoeft te zijn, maar ook lager mag worden vastgesteld (er is dan sprake van belastingcapaciteit die niet benut wordt).
Om een beeld te geven hoe de financiële positie van gemeenten zich ontwikkelt, zijn de gemeenten per kengetal onderverdeeld naar 3 categorieën (zie onderstaande tabel). In het algemeen is categorie A minder risicovol dan categorie B, en B weer minder risicovol dan C. Dit is ook het geval bij grondexploitatie maar in geval van een hoge netto schuldquote kan een hoge grondexploitatie juist een mogelijkheid bieden om een hoge netto schuldquote te verlagen. Bij de belastingcapaciteit worden de belastingen per gemeente vergeleken met het landelijk gemiddelde. Kleiner dan 100% betekent dat de gemeente nog beneden het landelijk gemiddelde zit.
Ontwikkeling solvabiliteit 2026-2029
| 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
A. Eigen vermogen (incl. begrotingssaldo) | 103.039 | 97.976 | 83.487 | 65.565 |
B. Totaal passiva | 715.632 | 789.958 | 830.891 | 909.214 |
Solvabiliteit (A/B) | 14,4% | 12,4% | 10,0% | 7,2% |
Bekend is dat Purmerend vanuit het verleden wordt gekenmerkt door een relatief zwakke schuld/eigen vermogenspositie, maar verder financieel gezond is. In oktober 2020 heeft de raad ingestemd (besluit 1529289) met het verbeteren van de solvabiliteit van Purmerend de komende jaren met als streven een solvabiliteit van 20%. Dit met name om mee te groeien met de groei van de schuld vanwege het grote investeringsprogramma. De solvabiliteitsratio is het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. In de jaarrekening 2024 was het solvabiliteitspercentage 21,1% en is de grens van 20% gehandhaafd. Door de investeringen in de begroting 2026 wordt een forse schuldtoename verwacht. Door de groei van de gemeente en het daarbij gestelde ambitieniveau daalt het solvabiliteitspercentage vanaf 2026 weer onder het gestelde niveau van 20%. In de huidige ramingen wordt uitgegaan van begrotingstekorten in 2028 en 2029, hetgeen direct doorwerk op de solvabiliteit. Verwacht wordt dat het nieuwe college aanvullende keuzes zal maken, waardoor het tekort in deze jaren afneemt en de daling van de solvabiliteit naar verwachting minder sterk zal zijn dan nu geraamd.
We zien de omvang van de schuld meer toenemen dan de groei van het eigen vermogen dat direct doorwerkt op de solvabiliteitsquote als de netto schuldquote. Tegelijkertijd leert de ervaring dat investeringen vaak vertraging oplopen, waardoor de daling van de solvabiliteit minder snel verloopt dan begroot. Daarnaast verbetert de liquiditeitspositie doorgaans door de ontvangst van specifieke uitkeringen en subsidies.