PDF Opties

Overzicht algemene dekkingsmiddelen

Algemeen

In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.

De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.

In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:

  • Lokale belastingen;

  • Stelposten en onvoorziene uitgaven;

  • De uitkering uit het gemeentefonds;

  • Renteopbrengsten;

  • De baten en lasten die verbonden zijn aan financiële deelnemingen;

  • Stelpost voor incidentele baten en lasten.

Ontwikkeling gemeentefonds

De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de Meicirculaire 2023. Voorlopig overheerst onzekerheid over de financiële positie vanaf 2026. Het regeerakkoord en de Meicirculaire 2023 leiden tot een goede financiële basis in de periode tot en met 2025. Vanaf 2026 zien we dat het gemeentefonds in dat jaar niet langer via de normeringssystematiek wordt geïndexeerd: er wordt geen volume accres meer verstrekt, alleen nog maar een nominaal accres voor loon- en prijsontwikkeling. Duidelijk is dat gemeenten vanaf 2026 niet genoeg geld overhouden. De autonome uitgaven nemen jaarlijks met meer toe dan door enkel de inflatie, onder andere door bevolkingsgroei en vergrijzing. Ook zien we nog steeds de opschalingskorting in volle omvang terugkomen.

In 2022 is door het Rijk eenzijdig besloten om de jaarlijkse groei van de algemene uitkering tot en met 2025 vast te zetten en niet langer afhankelijk te laten zijn van de ontwikkeling van de Rijksuitgaven. Vanaf 2027 wordt een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd door voor de groei van het gemeentefonds uit te gaan van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) als maatstaf. Overigens heeft er geen bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de VNG en het Rijk over deze nieuwe methode. Vanuit het Rijk is de verwachting dat deze nieuwe systematiek meer stabiliteit, rust en duidelijkheid brengt voor gemeenten. De uitwerking van de nieuwe financieringssystematiek wordt naar verwachting gepubliceerd in de Septembercirculaire 2023, maar dit is door de val van het kabinet ongewis. De nieuwe manier van indexeren vanaf 2027 laat zien dat de stabiliteit niet wordt vergroot en onvoldoende is om alle loon- en prijs- en volumeontwikkelingen op te vangen. Enerzijds zijn er gemeentelijke kosten die harder stijgen dan het bbp (met name de kosten voor zorg door vergrijzing en beheer & onderhoud) en anderzijds zien we dat het prijspeil minder goed aansluit op de loon- en prijsontwikkeling van gemeentelijke kosten. Overigens is het merkwaardig dat het kabinet de nieuwe systematiek pas per 2027 in laat gaan, terwijl het coalitieakkoord spreekt over 2026. De oude “trap op trap af ”methode wordt echter al vanaf 2026 losgelaten. Een oplossing voor dat jaar zien we niet terug in de Meicirculaire. Door de extra incidentele middelen uit de Meicirculaire is hierop geanticipeerd door een reservering van € 9 miljoen ten gunste van de algemene reserve te doen met het oog op het tekort van 2026 dat het Rijk nu ongedekt laat.

De VNG zal zich de komende tijd inzetten om de financiële verhoudingen op orde te krijgen door in te zetten op herstel van het accres vanaf 2026 en niet pas vanaf 2027, het definitief schrappen van de opschalingskorting en een toereikende en stabiele indexering van het gemeentefonds om loon-, prijs- en volumeontwikkelingen op te kunnen vangen. Daarnaast ligt er vanuit de VNG een begrotingsadvies, tijdens de laatste algemene vergadering van de VNG opgenomen in de resolutie, om het tekort voor 2026 en 2027 niet op te lossen maar zichtbaar te houden in de begroting 2024. In de aanbiedingsbrief wordt in 2026 en 2027 voorgesteld om de eerder besloten kopieerslag van de algemene uitkering van 2025 naar 2026 en 2027 van bijna €9 miljoen terug te draaien.

Hervormingsagenda Jeugdzorg
In april 2023 heeft de VNG een principeakkoord bereikt met het Rijk over het financieel kader bij de Hervormingsagenda jeugd. Het principeakkoord ligt in lijn met de uitspraak van de Commissie van Wijzen. In 2021 stelde de Commissie van Wijzen dat gemeenten gecompenseerd moeten worden voor de hogere kosten van de Jeugdzorg. Daarnaast moesten de gemeenten zelf ook een aantal maatregelen treffen, de zogenaamde dossiers met overeenstemming, waardoor de compensatie met ongeveer landelijk € 1 miljard lager zou uitvallen. Door beide partijen is vastgesteld dat er voor een landelijk bedrag van € 650 miljoen overeenstemming bestaat over de mogelijke haalbaarheid van de maatregelen. De overige € 380 miljoen is met meer onzekerheden omgeven. Een deskundigencommissie zal tijdens de uitvoering van de hervormingen van de Jeugdzorg adviseren over hoe het gaat, of de afgesproken acties ook worden uitgevoerd en hoe de uitgaven zich ontwikkelen. Met dit principeakkoord wordt nu in de Meicirculaire incidentele compensatie voor de jaren 2024 en 2025 beschikbaar gesteld. Voor de jaren 2026 en verder blijven de middelen gereserveerd staan bij het Rijk en zal toevoeging aan het gemeentefonds plaatsvinden na het advies van de deskundigencommissie en besluitvorming daarover. In het coalitieakkoord van het Rijk is bovenop het compensatiebedrag dat door de arbitragecommissie is vastgesteld een extra besparing in het jeugddomein opgenomen met een omvang van landelijk € 511 miljoen vanaf 2025. Het kabinet heeft toegezegd dat dit pakket voor eigen rekening en risico van het Rijk is. Indien de maatregelen geen of onvoldoende doorgang vinden en de kosten voor gemeenten daardoor niet lager uitvallen, dan worden gemeenten daarvoor via het gemeentefonds gecompenseerd. Het Rijk wil eerst duidelijk hebben welke maatregelen onderdeel zijn van de Hervormingsagenda, om daarna in kaart te brengen hoe deze besparing kan worden gerealiseerd. De verwachting is dat het Rijk een deel van de Jeugdzorg wil centraliseren of komt met een invoering van een inkomensafhankelijke bijdrage. Overigens zien wij nog geen (zichtbare) inspanningen van het Rijk om deze besparing te kunnen realiseren.

Deelneming Stadsverwarming (SVP)

De vraag naar warmte neemt toe als gevolg van zowel de nieuwbouw-activiteiten in Purmerend e.o. als van het gasvrij maken van bestaande woningen. Daarnaast heeft SVP de ambitie om het aandeel duurzame warmte verder te verhogen, dan wat wettelijk noodzakelijk is. SVP heeft een bronnenstrategie ontwikkeld, waarin stapsgewijs in de groei van de vraag wordt voorzien. In het najaar van 2022 is besloten de bouw van de tweede BioWarmteCentrale (BWC2) geen doorgang te laten vinden. Als gevolg van het niet doorgaan van de BWC2 zal SVP investeren in het verder optimaliseren van de bestaande BioWarmteCentrale en het verbeteren van het warmtenet om een stabiele en betrouwbare warmtelevering voor de komende jaren te blijven verzorgen. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling van geothermie en aquathermie. Voor geothermie is een samenwerking met HVC aangegaan en wordt gewerkt aan een gesloten geothermie bron in Purmer Zuid-zuid en een open geothermiebron in Edam-Volendam. Samen met het Hoogheemraadschap en de gemeenten is er een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van aquathermie.

Voor de collegeperiode 2022-2025 wordt vastgehouden aan de strategie om SVP te ontwikkelen tot een modern duurzaam warmtebedrijf en motor van de Purmerendse energietransitie en om kansen te benutten, om door innovatie en uitbreiding het financieel resultaat van SVP de komende jaren te verbeteren met het oog op de grote opgaven van de toekomst. In het dividendbeleid wordt vastgehouden aan een dividenduitkering van € 700.000 over de winst 2022-2025. Indien het resultaat lager is dan € 700.000 wordt maximaal het resultaat uitgekeerd. Met die bepaling wordt aan banken zekerheid gegeven dat er geen bovenmatig dividend zal worden uitgekeerd. Het overige winstdeel van de gemeente in de periode 2022-2025 minus de dividenduitkering wordt ingezet ter versterking van de vermogenspositie van SVP. Hierbij wordt een zodanig (cash)management gevoerd dat er op koers wordt gebleven om in de komende 10 jaar te groeien naar een niveau van 40% solvabiliteit en dat de levering van warmte (gemiddeld) goedkoper blijft dan gas. Als gevolg van de financiële schade in 2023 is er in deze begroting rekening mee gehouden dat er geen dividend uitkering 2024 komt.

Binnen het met de raad afgesproken leningplafond (besluit 1513241) van € 65 miljoen voor de jaren 2020-2024 is tot op heden € 40 miljoen aan garantstellingen verstrekt. Hierdoor resteert nog een leningplafond van € 25 miljoen. Omdat de bouw van de BWC2 geen doorgang vindt zal SVP in september 2023 op verzoek van de aandeelhouder een nieuwe prognose aanleveren waaruit de financieringsbehoefte en de bijbehorende investeringsdoelen blijken voor de periode 2023-2026. Uit deze prognose blijkt de verwachte omvang van door SVP nieuw aan te trekken vreemd vermogen. Op basis van de ontvangen prognose zal het college, in het derde kwartaal 2023, een nieuw leningplafond voor wensen en bedenkingen voorleggen aan de raad

Financiële toelichting

(Bedragen x € 1.000)

Rekening 2022

Primitieve begroting 2023

Begroting 2023 (Bijgesteld)

Begroting 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

Begroting 2027

1 Lokale heffingen

Lasten

-27

-59

-59

-64

-65

-67

-69

1 Lokale heffingen

Baten

17.953

19.653

19.653

21.184

21.750

22.328

22.932

17.926

19.595

19.595

21.120

21.684

22.261

22.863

2 Nog te bestemmen middelen

Lasten

-100

-4.283

-2.806

-2.300

-3.523

-5.577

-4.804

2 Nog te bestemmen middelen

Baten

0

0

0

0

0

0

0

-100

-4.283

-2.806

-2.300

-3.523

-5.577

-4.804

3 Gemeentefonds

Baten

195.754

188.742

191.104

203.632

214.376

215.587

219.753

195.754

188.742

191.104

203.632

214.376

215.587

219.753

4 Eigen financieringsmiddelen

Lasten

1.028

-179

617

-1.096

-2.536

-3.043

-3.466

4 Eigen financieringsmiddelen

Baten

114

115

115

127

120

113

107

1.142

-64

732

-968

-2.416

-2.930

-3.359

5 Deelnemingen

Lasten

-614

-639

-639

-527

-527

-527

-527

5 Deelnemingen

Baten

2.365

2.434

2.434

1.404

2.006

1.895

1.895

1.751

1.795

1.795

877

1.478

1.367

1.367

6 Incidentele baten en lasten

Lasten

-106

0

-5.558

0

0

0

0

6 Incidentele baten en lasten

Baten

5.615

50

50

50

50

50

50

5.509

50

-5.508

50

50

50

50

PGR11 Algemene dekkingsmiddelen

Lasten

182

-5.160

-8.444

-3.987

-6.651

-9.215

-8.867

PGR11 Algemene dekkingsmiddelen

Baten

221.800

210.994

213.356

226.398

238.302

239.973

244.737

Saldo programma

221.982

205.834

204.912

222.411

231.651

230.758

235.870

Het saldo stijgt met € 17.499.000 ten opzichte van de bijgestelde begroting 2023. Dit wordt veroorzaakt door € 4.457.000 lagere lasten en € 13.042.000 hogere baten en wordt hieronder per onderdeel nader toegelicht.

1. Lokale heffingen

Onder dit product vallen de onroerende zaak- en roerende ruimtebelastingen, de hondenbelasting, de precariobelasting en de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven en de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2023 van € 1,5 miljoen. Voor 2024 geldt dat de indexering 7,6% (CBS/CPI januari 2023) is voor (on-)roerende zaakbelastingen (OZB/RZB). In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2023 uitgegaan van 1,50%. Op basis van de bouwmonitor wordt er rekening gehouden met een toename van het aantal woningen van 1,42%. De honden-, toeristen, reclame- en precariobelasting zijn voor 2024 verhoogd met 7,6% als autonome ontwikkeling. Deze indexering is de reguliere indexering om de inflatie te corrigeren. Door het vaststellen van de BIZ binnenstad, ingaande 1 januari 2023, kwam de inrichting voor Binnenstad Ondernemings Fonds (BOF) ten einde. Als gevolg van de invoer van de BIZ Binnenstad vervalt de heffing van reclamebelasting voor deze ondernemers. De stijging aan de lastenkant wordt veroorzaakt door een verhoging op de voorziening belastingdebiteuren in verband met oninbaarheid.

2. Nog te bestemmen middelen

Gezien de onzekerheden in de prognoses over prijsontwikkeling van het CPB en de hoge inflatie op dit moment zijn de uitgangspunten uit de Voorjaarsnota 2023 doorgerekend in de begroting 2024 tot en met de jaarschijf 2027. Dit was financieel nog niet in de Voorjaarsnota verwerkt. Dit resulteert in forse aanpassingen in de budgetten van de gemeenschappelijke regelingen, kredieten en exploitatie en de centrale reservering LPO voor toekomstige ontwikkelingen (zie ook bijlage onderdeel toelichting op de vrije ruimte). De reële inschatting die is gemaakt voor kostenstijging en inflatie voor de komende jaren is bijgesteld door het nadelige effect van jeugd van structureel € 1 miljoen hierop bij te stellen. Hierdoor is de huidige stand van de stelpost voor de prijs-en loonontwikkeling niet meer toereikend voor verhoging van alle budgetten conform de begrotingsuitgangspunten. In de aanbiedingsbrief wordt voorgesteld als 1e wijziging op de primitieve begroting om de stelpost LPO weer op het gewenste niveau te brengen.

In het onderdeel nog te bestemmen middelen is een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Per saldo is hier voor 2024 rekening gehouden met een bedrag van € 0,15 miljoen aan lasten. Dit bedrag kan als volgt worden onderverdeeld:

  • Verwachte lagere kapitaallasten als gevolg van vertragingen in de investeringen: € 0,44 miljoen (lagere uitgave);

  • Stijgingen van prijzen van goederen en diensten, subsidies en gemeenschappelijke regelingen: € 0,29 miljoen(hogere uitgave). De budgetten voor Jeugd/WMO zijn op het programma geïndexeerd met jaarlijks 4%;

  • Reservering keuzes voor de begroting 2024: € 2,46 miljoen (hogere uitgave). In hoofdstuk 2 zijn de keuzes nader toegelicht. Na besluitvorming door de raad over de keuzes in november 2023 wordt deze reservering als 1e wijziging op de primitieve begroting 2024 functioneel verdeeld naar de programma's.

Vanaf 2025 en verder staan er nog stelposten opgenomen voor de organisatie groei van de stad (hogere uitgave van € 0,7 miljoen in 2025 oplopend naar € 1,6 miljoen in 2027) en de investeringsagenda (hogere uitgave van € 0,9 miljoen in 2026 en € 0,6 miljoen in 2027). Voorgesteld wordt in de aanbiedingsbrief om de jaarschijf 2026 van de investeringsagenda (met kapitaallasten 2027 € 925.000) op te hogen als 1e wijziging op de primitieve begroting 2024.

3. Gemeentefonds

De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met € 10,48 miljoen naar bijna € 203,7 miljoen. De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:

a. De algemene uitkering. Deze stijgt met € 11,1 miljoen naar € 189,2 miljoen door algemene mutaties in de uitkeringsfactor, taakmutaties en ontwikkelingen in de uitkeringsbasis. De stijging van de algemene mutaties in de uitkeringsfactor wordt veroorzaakt door de ontwikkeling in het accres. Bij de uitbreiding op taken vanuit het Rijk zien we zes kleine mutaties, waarvan alleen toekenning van de incidentele middelen in 2024 voor de jeugdzorg noemenswaardig is. Daarnaast is de uitkeringsbasis aangepast voor de verdeelmaatstaven (o.a. inwoners, bijstandsontvangers, WOZ-waarden inclusief rekentarieven, woonruimten).

In de periode 2024-2027 stijgt de algemene uitkering naar € 205,7 miljoen. Deze structurele groei voor 2026 en 2027 wordt veroorzaakt omdat de raad heeft gekozen voor een scenario waarbij de structurele dekking is gebaseerd op het doortrekken van de stand van de algemene uitkering 2025 naar 2026/2027. In de primitieve begroting 2024 wordt er nog rekening gehouden met een verwachte inkomst in 2026 en 2027 van bijna € 9 miljoen. In de aanbiedingsbrief wordt voorgesteld om dit terug te draaien als 1e wijziging op de primitieve begroting. Verder houden we in het gemeentefonds ook rekening met een tweetal stelposten voor de toekomstige onderhoudsagenda van het nieuwe verdeelstelsel en de te verwachte compensatie vanuit het Rijk voor extra middelen jeugdzorg.

b. Integratie uitkeringen binnen het sociaal domein. De middelen voor deze integratie-uitkeringen dalen met € 0,12 miljoen naar € 12,2 miljoen. Dit betreft de volgende onderdelen:

  • Beschermd wonen, structureel bijna € 6 miljoen;

  • Participatie onderdelen (Wsw budget oude stijl inclusief beschut werk), structureel € 6,2 miljoen.

De invoering van het nieuwe objectieve verdeelmodel (inclusief het woonplaatsbeginsel) beschermd wonen is uitgesteld. De invoering is nu voorzien op 1 januari 2025.

c. Overige integratie- en decentralisatie uitkeringen. De overige integratie- en decentralisatie-uitkeringen dalen met € 0,5 miljoen naar € 2,3 miljoen. Deze daling komt voornamelijk door het vervallen van incidentele middelen in 2023 voor Oekraïne (leerlingenvervoer en taal voor ontheemden), maatschappelijke begeleiding statushouders en het nationaal actieplan dakloosheid.

Voor een verdere toelichting op de meicirculaire 2023 verwijzen wij u naar de raadsbrief van 6 juli 2023 (15785890).

4. Eigen financieringsmiddelen

Voor de verwerking van de rentelasten en -baten zijn de bepalingen en richtlijnen van de notitie rente van de commissie BBV van toepassing. Alle rentelasten en -baten worden in eerste instantie geboekt onder het product eigen financieringsmiddelen (taakveld treasury). Het resultaat op het taakveld treasury is het verschil tussen de aan de producten (taakvelden) toegerekende rente en de per saldo werkelijk betaalde rente. De opbrengst van de eigen financieringsmiddelen dalen met ruim € 1,7 miljoen. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen, installaties en dergelijke gerekend met 1,25% en voor grondexploitaties ook met 1,25%. De werkelijk berekende toe te rekenen rente aan de producten over 2024 bedraagt 1,48%. Dit wordt veroorzaakt door de extra groei van de voorgenomen investeringen, nieuw aan te trekken extra financiering in de komende jaren die tegen een hogere rente wordt afgesloten ten opzichte van de huidige leningportefeuille en het toerekenen van hogere rente aan het grondbedrijf dat leidt tot een rentevoordeel voor de algemene dienst. De verwachting is dat de komende jaren het renteomslagpercentage omhoog zal moeten worden bijgesteld. In de Voorjaarsnota 2024 wordt hier nader op terug gekomen.

5. Deelnemingen

De baten dalen met ruim € 1 miljoen. Bij de deelneming Stadsverwarming zien we een drietal ontwikkelingen:

  • Door de schade a.g.v. technische problemen bij de biowarmtecentrale door lekkages in twee van de vier ketels die gerepareerd moesten worden loopt Purmerend het dividend in 2023 (uitbetaling 2024) mis van € 0,7 miljoen;

  • In 2023 is een doorvertrekte lening van € 8 miljoen afgelost. De rentebaat van de doorverstrekte lening van € 0,2 miljoen komt hiermee als bate te vervallen in 2024.

  • De risicoprovisie ligt € 0,1 miljoen lager dan het niveau in 2023. De verwachting op de nog aan te trekken lening door SVP zijn gezien de onvoorziene uitval van een deel van de BCW ketel nog niet duidelijk. In het najaar van 2023 komt de SVP met een doorrekening van de financieringsbehoefte en het voorstel voor het bijbehorende leningsplafond.

6. Incidentele baten en lasten

Opbrengst anti-speculatiebeding
Bij de verkoop van de grond in Leeghwater fase 3 in Middenbeemster aan Wooncompagnie voor de bouw van 18 huurwoningen, is in de verkoopovereenkomst een anti-speculatiebeding opgenomen. Indien Wooncompagnie binnen 15 jaar na de eerste oplevering (2010) een woning verkoopt, draagt Wooncompagnie het verschil tussen de overeengekomen grondprijs en de actuele marktprijs voor een vergelijkbare koopwoning in Leeghwater 3 in Middenbeemster af aan de gemeente. Het nominale verschil is in 2010 bepaald op € 41.500 voor tien bereikbare huurwoningen en € 50.000 voor acht dure huurwoningen. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. In de begroting wordt rekening gehouden met de verkoop van één woning per jaar.

De lagere lasten worden veroorzaakt door de omzetting van het meerjarenonderhoudsplan in een voorziening.