De algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.
De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.
In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:
Lokale belastingen
Stelposten en onvoorziene uitgaven
De uitkering uit het gemeentefonds
Renteopbrengsten
De baten en lasten die verbonden zijn aan financiële deelnemingen
Stelpost voor incidentele baten en lasten
Op basis van het zwaarwegende advies Groeipijn van de deskundigencommissie Van Ark heeft het demissionaire kabinet besloten om extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor de jeugdzorg. Deze middelen zijn bedoeld om enerzijds de structurele tekorten aan te pakken en anderzijds de verwachte terugval in jeugdzorgbudgetten vanaf 2026 binnen het gemeentefonds te dempen. Hiermee is een belangrijk financieel knelpunt weggenomen en zijn de eerder opgenomen stelposten uit de Voorjaarsnota 2025, evenals de verwachte bijdrage uit de Hervormingsagenda Jeugd, komen te vervallen.
Om de jeugdzorg toekomstbestendig en beheersbaar te maken, wordt per 2029 een nieuw financieringsmodel ingevoerd. Dit nieuwe bekostigingssysteem moet beter aansluiten bij de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen en sluit aan bij de uitgangspunten van de Hervormingsagenda Jeugd. Het kabinet neemt hierop vanaf 2028 een financieel voorschot, in de veronderstelling dat de maatregelen uit de Hervormingsagenda tegen die tijd het gewenste effect sorteren.
Daarnaast worden aanvullende maatregelen getroffen om de uitgaven binnen het jeugdstelsel verder te beheersen. Zo wordt vanaf 2028 onder meer een eigen bijdrage ingevoerd, worden afspraken gemaakt met de sector over betere sturing op de duur van zorgtrajecten, en worden de verwachte opbrengsten uit de Hervormingsagenda geïndexeerd.
De VNG heeft echter serieuze twijfels geuit over de haalbaarheid van de financiële reeks zoals die vanaf 2028 is opgenomen. De uitvoering ervan vereist ingrijpende systeemwijzigingen, waaronder wetswijzigingen zoals het beperken van de reikwijdte van de jeugdzorg. Vooralsnog acht de VNG de voorgestelde reeks te ambitieus. Daarom is afgesproken dat de deskundigencommissie Van Ark in het eerste kwartaal van 2027 een vervroegd oordeel geeft over de uitvoerbaarheid van het financiële kader vanaf 2028.
In een recent begrotingsadvies heeft de VNG aangegeven dat de onderdelen van het financiële arrangement voor 2028 en 2029 budgettair neutraal mogen worden verwerkt via stelposten. Aangezien de uitwerking en wetgeving naar verwachting voor rekening en risico van het Rijk komen, is het volledige financiële arrangement budgettair neutraal opgenomen in de begroting door middel van 3 stelposten ter grootte van € 4,1 miljoen (zie raadsbrief 1615501).
De komende jaren neemt de vergrijzing toe. Dit betekent dat de zorgkosten van gemeenten voor de uitvoering van de Wmo stijgen. Afgesproken is dat (een nader te bepalen deel van) de Wmo in de toekomst niet langer via de algemene uitkering van het gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Hierdoor ligt het risico van een grote kostenstijging niet meer exclusief bij de gemeenten; dit naar analogie van de financiering van de bijstand (BUIG-gelden). Het Rijk en gemeenten gaan gezamenlijk werken om de beheersbaarheid van de uitgaven in relatie tot de wettelijk zorgtaken van de Wmo 2025 te borgen en het open-einde-deel van de regeling te beëindigen. Afhankelijk van de gekozen financieringsvorm wordt een passende indexering ontwikkeld die rekening houdt met de kostenontwikkeling en demografie en vergrijzing. In de Voorjaarsnota van het Rijk zijn extra middelen gereserveerd voor de kostenontwikkelingen die oplopen tot € 375 miljoen structureel in 2030. Deze middelen zijn voor € 300 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds.
Het abonnementstarief in de Wmo wordt vanaf 2027 afgeschaft en vervangen door een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage. Dit betekent dat mensen die gebruikmaken van Wmo-voorzieningen, zoals huishoudelijke hulp of dagbesteding, niet langer een vast bedrag per maand betalen, maar een bijdrage die afhankelijk is van hun financiële draagkracht. Inmiddels is het wetsvoorstel voor de afschaffing van het abonnementstarief in de Wmo op 24 juni 2025 door de Tweede Kamer controversieel verklaard en wordt de invoeringsdatum nu minstens 1 januari 2028.
Met ingang van 1 januari 2023 is het verdeelmodel van het gemeentefonds volledig herzien. Het doel van het Rijk is om te komen tot een stabiel verdeelmodel dat zo goed mogelijk aansluit bij de werkelijke kosten die gemeenten maken. Om de impact van deze herziening te beperken, is een zogenoemd ‘ingroeipad’ ingevoerd. Dit pad zorgt ervoor dat de financiële gevolgen voor gemeenten tot en met 2026 beperkt blijven tot maximaal € 37,50 per inwoner.
Bij de invoering van het nieuwe verdeelmodel in 2023 bleek Purmerend een nadeelgemeente te zijn. Voor Purmerend is daarom een geleidelijk ingroeipad vastgesteld. Dit betekent dat het negatieve herverdeeleffect over de jaren 2023 tot en met 2026 is verzacht met een extra bedrag van € 1,6 miljoen. Deze compensatie wordt verstrekt via de suppletie-uitkering nieuw verdeelstelsel 2023. Deze (voorlopige) uitkering is volledig verwerkt in onze begroting.
Het nieuwe verdeelmodel is echter geen eindpunt. Het Rijk blijft het model evalueren en waar nodig aanpassen. Hiervoor is een onderzoeksagenda opgesteld, gericht op onder andere de stapelingsproblematiek binnen het sociaal domein (zoals de maatstaf ‘huishoudens met een laag inkomen met drempel’), de overige eigen middelen (waaronder het vereveningspercentage van de OZB), en de grootstedelijkheid. Deze onderzoeken kunnen leiden tot nieuwe herverdeeleffecten.
Op basis van de uitkomsten wordt verwacht dat het verdeelmodel en de bijbehorende suppletie-uitkering in 2027 opnieuw worden aangepast. Daarnaast zijn er enkele nieuwe verdeelmaatstaven die nog steeds fluctueren, wat leidt tot schommelingen in de algemene uitkering. Om deze risico’s op te vangen, is in onze begroting een reservering van € 1,3 miljoen opgenomen.
In het hoofdlijnenakkoord van het Rijk is vastgelegd dat het aantal specifieke uitkeringen (SPUKs) aan gemeenten en provincies de komende jaren aanzienlijk wordt verminderd. Deze beleidswijziging is gericht op het vergroten van de beleidsvrijheid van decentrale overheden en het verlagen van de uitvoerings- en verantwoordingslasten. Waar mogelijk worden specifieke uitkeringen omgezet in algemene uitkeringen via het gemeentefonds. Voor enkele regelingen geldt een uitzondering, zoals die met betrekking tot toeslagen, Groningen, Oekraïne en de BUIG. Deze blijven vooralsnog buiten de overheveling.
De koers van het Rijk sluit aan bij de wens van gemeenten om meer ruimte te krijgen voor lokaal maatwerk. Door minder gebonden te zijn aan gedetailleerde rijksvoorwaarden kunnen gemeenten beter inspelen op de specifieke behoeften van hun inwoners. Tegelijkertijd vraagt deze ontwikkeling om een zorgvuldige afweging van verantwoordelijkheden en een goede monitoring van de maatschappelijke effecten.
De precieze invulling van de overheveling en de bijbehorende financiële kaders wordt momenteel verder uitgewerkt. Aanvankelijk was het de bedoeling om vanaf 2026 een groot deel van de SPUKs om te zetten in fondsuitkeringen. Gezien de demissionaire status van het kabinet is de verwachting nu dat de daadwerkelijke invoering niet eerder dan 2027 plaatsvindt.
SVP heeft momenteel ruim 29.500 aansluitingen en groeit jaarlijks. Deze groei is het gevolg van zowel de nieuwbouwactiviteiten in Purmerend en omstreken als van het gasvrij maken van bestaande woningen.
Om in de warmtevraag op een duurzame en stabiele wijze te blijven voorzien, werkt SVP verder aan haar bronnenstrategie. Daarbij wordt samengewerkt met andere partijen om de komende jaren toe te werken naar ontwikkeling, realisatie en ingebruikname van een aardwarmtebron (geothermie).
De stabilisatie en optimalisatie van de huidige productie-assets, evenals de doorontwikkeling van nieuwe duurzame bronnen is van groot belang. Hiermee wordt de afhankelijkheid van aardgas afgebouwd, zowel vanuit het oogpunt van verduurzaming als ter beperking van de invloed van de volatiliteit van de gasmarkt op het bedrijf.
Door verdere brondiversificatie neemt het risicoprofiel van SVP af en kan gestaag gewerkt worden aan de doelstelling van een CO2-neutrale warmtelevering in 2050.
Er wordt vastgehouden aan de strategie om SVP te ontwikkelen tot een modern duurzaam warmtebedrijf en de motor van de Purmerendse energietransitie. Daarnaast willen we kansen benutten door innovatie en uitbreiding om het financieel resultaat van SVP de komende jaren te verbeteren met het oog op de grote opgaven voor de toekomst.
Als gevolg van het begrote resultaat 2025 en de meerjarenverwachting begin 2025 (raadsmemo: 1607653) is er bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2025 afgezien van een dividenduitkering ten aanzien van de jaren 2026 tot en met 2028 (resultaten SVP over 2025 tot en met 2027). Indien uit het jaarrekeningresultaat over de betreffende jaren, blijkt dat dit wel (voor een deel) mogelijk is maakt de gemeente aanspraak op het dividend wat al is afgeraamd. Er zijn vanzelfsprekend diverse factoren die het resultaat van SVP nog kunnen beïnvloeden, waaronder het weer, verbruik van klanten, nieuwe regelgeving en kosten van onderhoud of diensten.
Gezien de onzekerheid in de warmtesector (onder andere door wet-en regelgeving) wordt er komend jaar een nieuw dividendbeleid opgesteld voor de collegeperiode 2026-2029. In het nieuwe dividendbeleid wordt rekening gehouden met de eisen van de banken dat er geen bovenmatig dividend wordt uitgekeerd. Ook wordt rekening gehouden met de eerder ingezette weg dat SVP een zodanig (cash)management voert dat er op koers wordt gebleven om in de komende 10 jaar te groeien naar een niveau van 40% solvabiliteit en dat de levering van warmte (gemiddeld) goedkoper blijft dan gas.
Binnen het met de raad afgesproken leningplafond (besluit 1587205) van € 65 miljoen voor de jaren 2023-2026 is tot op heden € 35 miljoen aan garantstellingen verstrekt. Hierdoor resteert nog een leningplafond van € 30 miljoen. Het door de gemeenteraad afgegeven maximale borgstellingsplafond ten aanzien van de langlopende geldleningen bedraagt maximaal € 123 miljoen. De gemeente staat daarnaast borg voor het rekening-courant krediet van SVP dat € 15 miljoen bedraagt. Daarmee komt de totale borgstelling op maximaal € 138 miljoen uit.
Bedragen x € 1.000
PGR11 | Rekening 2024 | Primitieve begroting 2025 | Begroting 2025 bijgesteld | Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 | Begroting 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | -440 | 476 | 166 | -2.032 | -9.048 | -3.640 | 41 |
Baten | -237.325 | -241.924 | -251.905 | -254.004 | -260.566 | -265.398 | -274.994 |
Saldo | -237.765 | -241.448 | -251.739 | -256.036 | -269.614 | -269.038 | -274.953 |
1 Lokale heffingen | Rekening 2024 | Primitieve begroting 2025 | Begroting 2025 bijgesteld | Begroting 2026 | Begroting 2027 | Begroting 2028 | Begroting 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | 47 | 64 | 64 | 64 | 64 | 65 | 65 |
Baten | -21.329 | -22.056 | -22.106 | -23.064 | -23.627 | -24.202 | -24.783 |
Saldo | -21.282 | -21.992 | -22.042 | -23.000 | -23.563 | -24.138 | -24.718 |
2 Nog te bestemmen middelen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | -425 | -734 | -3.325 | -12.074 | -8.542 | -7.266 | |
Saldo | -425 | -734 | -3.325 | -12.074 | -8.542 | -7.266 | |
3 Gemeentefonds | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | -213.961 | -217.118 | -225.335 | -227.828 | -233.812 | -239.075 | -247.488 |
Saldo | -213.961 | -217.118 | -225.335 | -227.828 | -233.812 | -239.075 | -247.488 |
4 Eigen financieringsmiddelen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | -1.254 | 241 | 241 | 500 | 2.233 | 4.109 | 6.514 |
Baten | -317 | -225 | -275 | -477 | -572 | -681 | -678 |
Saldo | -1.571 | 16 | -34 | 23 | 1.661 | 3.428 | 5.835 |
5 Deelnemingen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | 576 | 588 | 588 | 728 | 728 | 728 | 728 |
Baten | -1.718 | -2.476 | -4.141 | -2.585 | -2.505 | -1.390 | -1.995 |
Saldo | -1.142 | -1.888 | -3.553 | -1.856 | -1.776 | -661 | -1.266 |
6 Incidentele baten en lasten | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | 190 | 8 | 8 | ||||
Baten | -50 | -50 | -50 | -50 | -50 | -50 | |
Saldo | 190 | -42 | -42 | -50 | -50 | -50 | -50 |
In dit programma hebben we voor de begroting 2026 € 2.198.000 lagere lasten en € 2.099.000 hogere baten ten opzichte van de bijgestelde begroting 2025. Hieronder wordt dit verder toegelicht.
Onder dit product vallen de onroerende zaak- en roerende ruimtebelastingen, de hondenbelasting, de precariobelasting en de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven en de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2025 van € 0,958 miljoen. Voor 2025 geldt dat de indexering 3,3% bedraagt (CBS/CPI januari 2025) voor de (on-)roerendezaakbelastingen (OZB/RZB). In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2026 uitgegaan van 1,50%. Op basis van de bouwmonitor wordt er rekening gehouden met een toename van het aantal woningen van 1,03%. De honden-, toeristen, reclame- en precariobelasting zijn voor 2026 verhoogd met 3,3% als autonome ontwikkeling. Deze indexering is de reguliere indexering om de inflatie te corrigeren. Aan de inkomstenkant is nog niet rekening gehouden met het toekomstscenario om de OZB woningen met 10% te verhogen en vanuit het dekkingsplan om de OZB niet woningen (gebruikers en eigenaren) met 5% te verhogen in 2026. Deze voorgenomen OZB verhoging is onderdeel van de ''Toekomstscenario's'' zoals beschreven in de pragraaf ''2. Nog te bestemmen middelen''. De stijging aan de lastenkant wordt veroorzaakt door een verhoging op de voorziening belastingdebiteuren in verband met oninbaarheid.
In de begroting zijn centrale stelposten opgenomen om rekening te houden met financiële ontwikkelingen die nog onzeker zijn of waarvan de exacte uitwerking nog niet bekend is. Deze stelposten fungeren als vangnet of buffer en maken het mogelijk om flexibel in te spelen op toekomstige risico’s, beleidskeuzes of externe factoren. Hieronder worden stelposten nader toegelicht.
In de meicirculaire 2025 is vanwege een hogere inflatieverwachting vanaf 2025 de raming van het prijsdeel van het bbp naar boven bijgesteld. Zoals gebruikelijk is bij de actualisatie van het accres in de Voorjaarsnota 2025 door het Rijk rekening gehouden met de meest recente economische cijfers het Centraal Economisch Plan (CEP). Het geactualiseerde prijsdeel is vanaf 2026 toegevoegd aan de stelpost loon- en prijsontwikkelingen (LPO), om de toenemende prijsdruk in de begroting op te vangen. De provinciale toezichthouder stelt als voorwaarde dat de raming van loon- en prijsstijgingen minimaal gebaseerd moet zijn op indicatoren van het Centraal Planbureau (CPB). Om aan deze eis te voldoen, is het uitgangspunt voor materiële uitgaven aangepast en gebaseerd op de prijsontwikkeling van de materiële overheidsconsumptie (IMOC). De bestaande LPO-stelpost is hierop aangepast. Voor 2026 is in de begroting een stelpost opgenomen van € 1,5 miljoen voor algemene prijsgroei en € 0,2 miljoen voor volumegroei binnen de Wmo.
In de begroting is rekening gehouden met een stelpost van € 425.000 voor verwachte lagere kapitaallasten. Deze lagere lasten ontstaan door vertragingen in de uitvoering van investeringsprojecten, waardoor de afschrijvingen en rentelasten later starten dan oorspronkelijk gepland.
Daarnaast is een stelpost van € 65.000 opgenomen voor mogelijke claims vanuit het gemeentefonds. Deze claims hebben betrekking op taakmutaties binnen de Wmo, specifiek voor hulpmiddelen, en op de kinderopvang voor pleegouders.
Het budget voor de investeringsagenda 2028 is geactualiseerd. Daarbij is ook het jaar 2029 toegevoegd, met een extra investering van € 925.000. Voor de jaren 2028 en 2029 is respectievelijk € 0,9 miljoen en € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld.
Daarnaast is er, conform de Voorjaarsnota 2025, een reservering opgenomen van € 0,4 miljoen. Deze is bedoeld voor de verdere invulling van de functie inpassing van de ambtelijke organisatie, waarmee wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen en benodigde versterking binnen de organisatie. De reservering houdt verband met de krapte op de arbeidsmarkt. Dit leidt tot een opwaartse druk op de salarisschalen. De groei van de organisatie richting 100.000 inwoners versterkt deze ontwikkeling, en vraagt om een structurele investering in personele capaciteit.
In de Voorjaarsnota 2025 (raadsbesluit 1612523) heeft de gemeenteraad besloten dat de begroting voor de jaren 2026 en 2027 sluitend moet zijn. Dit besluit is genomen op basis van scenario 2: "tweejarig sluitend". Dit scenario is inmiddels verder uitgewerkt en laat het volgende financiële verloop zien:
Bedragen x € 1 miljoen | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|
Stelpost Voorjaarsnota 2025 | 6.499 | 9.879 | 10.597 | 11.522 |
Uitwerking stelpost Voorjaarsnota 2025 | -1.161 | -1.053 | -859 | -786 |
Gerealiseerd op scenario 2 "tweejarig sluitend" | 5.338 | 8.826 | 9.738 | 10.736 |
Na besluitvorming zal de resterende stelpost via een eerste wijziging op de primitieve begroting 2026 functioneel worden toegedeeld aan de verschillende programma’s en beleidsvelden.Een nadere onderbouwing van de maatregelen en financiële keuzes binnen scenario 2 is opgenomen in de bijlage Financiële Overzichten, onder het onderdeel ‘Toekomstscenario 2, tweejarig sluitend’.
Om de begroting voor de jaren 2026 en 2027 sluitend te maken, zijn in het dekkingsplan zes maatregelen opgenomen. Voor het jaar 2027 is incidenteel een bedrag van € 1,4 miljoen onttrokken aan de algemene reserve om het tekort op te vangen.
Voor de overige onderdelen van het dekkingsplan is een centrale stelpost opgenomen: € 0,3 miljoen in 2026, oplopend tot bijna € 1,6 miljoen in 2029. Deze stelpost is bedoeld als tijdelijke reservering en wordt, zodra de raad hierover besluit, functioneel toegedeeld aan de betreffende programma’s en beleidsvelden. Dit gebeurt via een eerste wijziging op de primitieve begroting 2026.
In de bijlage Financiële Overzichten is een onderdeel opgenomen over het verloop en de toelichting op de vrije ruimte. Hierin is een nadere onderbouwing te vinden van de maatregelen uit het dekkingsplan.
De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2025. De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met € 2,5 miljoen naar ruim € 227,8 miljoen. De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in 3 onderdelen:
Deze stijgt met € 2,2 miljoen naar € 211,4 miljoen door algemene mutaties in de uitkeringsfactor, taakmutaties en ontwikkelingen in de uitkeringsbasis. De stijging van de algemene mutaties in de uitkeringsfactor wordt veroorzaakt door de ontwikkeling in het accres. Bij de uitbreiding op taken vanuit het Rijk zien we 6 mutaties, waarvan alleen uitstel vervanging abonnementstarief Wmo noemenswaardig is. Daarnaast is de uitkeringsbasis aangepast voor de verdeelmaatstaven (onder andere inwoners, lage inkomens, bijstandsontvangers, WOZ-waarden inclusief rekentarieven, woonruimten).
Op basis van het zwaarwegende advies Groeipijn van de deskundigencommissie Van Ark heeft het demissionaire kabinet aanvullende financiële middelen beschikbaar gesteld voor jeugdzorg en voor de terugval (demping) van jeugdmiddelen vanaf 2026 in het gemeentefonds. Hiermee is een belangrijke financiële knelpunt weggenomen en zijn de opgenomen stelposten uit de Voorjaarsnota 2025 en de verwachte bijdrage uit de Hervormingsagenda jeugd vrijgevallen. Om de jeugdzorg toekomstbestendig en beheersbaar te maken, wordt per 2029 een nieuw financieringsmodel ingevoerd. Vanaf 2028 wordt een nieuw financieel arrangement voor de jeugdzorg ingevoerd. Het Rijk kiest ervoor om vanaf dat jaar onder meer een eigen bijdrage in de jeugdzorg in te voeren, met de sector afspraken te maken over betere sturing op de trajectduur, en de beoogde opbrengsten uit de Hervormingsagenda jeugd te indexeren. Aangezien wordt verwacht dat de uitwerking en wetgeving voor rekening en risico van het Rijk komen, wordt het gehele financiële arrangement budgettair neutraal begroot door het opnemen van drie stelposten voor € 4,1 miljoen in 2028 en 2029.
Verder houden we in het gemeentefonds ook rekening met een stelpost voor de toekomstige onderhoudsagenda van het nieuwe verdeelstelsel en de fluctuatie op de maatstaven van een lagere bijdrage van € 1,3 miljoen in 2026 en verwachten we op de maatstaf laag inkomen met drempel een hogere bijdrage van € 1,2 miljoen.
De middelen voor deze integratie-uitkeringen stijgen met € 0,35 miljoen naar € 13,6 miljoen. Dit betreft de volgende onderdelen:
Beschermd wonen, structureel bijna € 6,7 miljoen;
Participatie onderdelen (Wsw budget oude stijl inclusief beschut werk), structureel € 6,9 miljoen in 2026 en aflopend naar € 6,6 miljoen in 2029.
Het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen en het bijbehorende woonplaatsbeginsel worden niet in 2026 ingevoerd.
De overige integratie- en decentralisatie-uitkeringen dalen met € 30.000 naar ruim € 2,9 miljoen. Hierin zijn onder andere middelen opgenomen voor maatschappelijke opvang, versterking omgevingsveiligheidsdiensten, bibliotheekmiddelen en het nationaal actieplan dakloosheid.
Voor een verdere toelichting op de meicirculaire 2025 verwijzen wij u naar de raadsbrief van 24 juni 2025 (161501).
Voor de verwerking van de rentelasten en -baten zijn de bepalingen en richtlijnen van de notitie rente van de commissie BBV van toepassing. Alle rentelasten en -baten worden in eerste instantie geboekt onder het product eigen financieringsmiddelen (taakveld treasury). Het resultaat op het taakveld treasury is het verschil tussen de aan de producten (taakvelden) toegerekende rente en de per saldo werkelijk betaalde rente. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage (renteomslag) gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen, installaties en dergelijke en ook voor grondexploitaties gerekend met 1,75%. Dit is 0,35% hoger dan waarmee in de begroting 2025 is gerekend. Het hogere percentage wordt voornamelijk veroorzaakt door nieuw aan te trekken extra financiering in de komende jaren die tegen een hogere rente wordt afgesloten ten opzichte van de huidige leningportefeuille. De verwachting is dat de komende jaren het renteomslagpercentage steeds hoger zal worden bijgesteld. In de Programmabegroting 2027 wordt hier nader op terug gekomen.
De baten dalen met bijna € 1,5 miljoen door een lager geraamde winstuitkering De Beemster Compagnie in 2026.
Bij de verkoop van de grond in Leeghwater fase 3 in Middenbeemster aan Wooncompagnie voor de bouw van 18 huurwoningen, is in de verkoopovereenkomst een anti-speculatiebeding opgenomen. Indien Wooncompagnie binnen 15 jaar na de eerste oplevering (2010) een woning verkoopt, draagt Wooncompagnie het verschil tussen de overeengekomen grondprijs en de actuele marktprijs voor een vergelijkbare koopwoning in Leeghwater 3 in Middenbeemster af aan de gemeente. Het nominale verschil is in 2010 bepaald op € 41.500 voor 10 bereikbare huurwoningen en € 50.000 voor 8 dure huurwoningen. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. In de begroting wordt rekening gehouden met de verkoop van 1 woning per jaar.